Aflevering 5 in een reeks van zes blogposts over leiderschap vanuit de analyse van politiek filosoof Michael Sandel* over de gevolgen van het meritocratisch denken op de verhoudingen en dynamieken in de samenleving. Hij ontmasktert het ‘iedereen gelijke kansen’ als een van de grondoorzaken van onheil zoals de toenemende ongelijkheid en uitputting van mens en natuur. Doordat leiderschap zich bezig houdt met het goede, is uit zijn analyse een belangrijke les voor leiders te trekken.
Ethiek van de deugd
De ethiek van de rechtvaardigheid – het verhaal van kansen, rechten en plichten – zorgt ervoor dat succes zichzelf legitimeert. Terwijl er ook een ethiek van de deugd is: het is niet omdat iemand succesvol is dat iemand goed doet. Die ethiek van de deugd hebben we op grote schaal uit handen gegeven. Op veel manieren tonen we respect, ontzag en zelfs onze democratische stem aan degene die succesvol is, los van het feit of hun impact op de wereld positief is. Onze focus op rechtvaardigheid doet ons geloven dat het mogelijk is om iedereen gelijke kansen te geven, om iedereen te laten toekomen wat hij of zij verdient. We vermijden pijnlijke keuzes, proberen elke vorm van onrechtvaardigheid te lijf te gaan en blijven halsstarrig geloven dat technologie en economie zullen oplossen wat vandaag nog niet rechtvaardig is. We willen de taart voortdurend vergroten en doen alsof we er in slagen om iedereen een rechtvaardig deel van de taart te laten eten. Het is onze menselijke conditie om valse hemels te creëren vanuit het vermijden van pijn en kiezen voor wat goed voelt met alle zelfrechtvaardiging vandien. We vechten ook voor de privileges en het geluk van de valse hemel.
Daartegenover staat de ethiek van de deugd, van ‘goed en slecht’, een moreel kompas. Zo’n kompas vraagt gemeenschap, een collectief waardesysteem, het ons eigenbelang overstijgende, of ook ‘het goddelijke’. Doordat de ethiek van de rechtvaardigheid zo sterk primeerde de voorbije halve eeuw, is het goddelijke op vele manieren geweken, en daarmee ook het gevoel van ‘onze plaats kennen’, 'het lot' kunnen aanvaarden. Vanuit de ethiek van de deugd is ieder mens gelijk en staat elke mens voor de opdracht om deugdzaam te leven. Het gaf trots om hetzelfde beroep uit te oefenen als je ouders en dat ook door te geven aan je kinderen, vanuit een soort lotsbestemming. Deugdzaamheid, goed doen was veel meer gekoppeld aan betekenisvol zijn vanuit je rol voor de gemeenschap, dan vanuit het maximaliseren ervan.
‘Maar wat als mensen zouden moeten kiezen tussen een goede hel en een valse hemel? Waar zouden ze dan voor kiezen? De meeste mensen zullen zeggen dat een valse hemel hoe dan ook beter is dan een goede hel. Bij het begin zullen ze nog wel weten dat ze in een valse hemel zitten, alleen zullen ze te bang zijn om hem te ontmaskeren. Maar naarmate de tijd verstrijkt, zullen ze vergeten dat hun hemel niet echt is, zullen ze hem zelfs verdedigen en beweren dat het de enige hemel is. Maar er zullen altijd mensen zijn, ook al zijn het er maar een paar, die toch voor de goede hel kiezen, hoe vreselijk die ook is. Omdat ze in de goede hel tenminste zeker weten dat ze in de hel zitten.’** Vanuit de ethiek van de deugd is de kunst veel meer om te ontcijferen wat goed is, het goede te doen en daarmee ook de valse hemel ontmaskeren. Dat is ook kiezen voor de goede hel: de plek van moeite opzoeken, de weg van de meeste weerstand bewandelen.
Binnenkort deel 6: de grote onthulling
* Sandel, M. (2020). De tirannie van verdienste. Utrecht: Ten Have
**Koonchung, C. (2011). De vette jaren. Utrecht: Signatuur, p. 110