Het is heerlijke lectuur, de gesprekken van Rik Van Cauwelaert en Herman Van Rompuy over hun persoonlijke geschiedenis doorweven met die van de samenleving en Belgische en Europese politiek de voorbije 100 jaar. En het geeft een inkijk in het leiderschap dat Herman Van Rompuy kenmerkt.
Karakter is belangrijk voor hem. ‘ik denk dat je karakter vastligt, dat heb je echt niet in de hand’. Je eigen karakter zien als een gegeven en dat van anderen ook zien en respecteren is een bron van zijn leiderschap. ‘Het geeft altijd met ego te maken, altijd, alles is daartoe te herleiden… macht… geld… vrouwen.’ Over zijn eigen karakter schrijft hij: ‘ik ben in niets extreem… veel is bij mij te herleiden tot innerlijke onzekerheid… ik durfde niet in het buitenland gaan studeren… ik heb tot mijn dertigste thuis gewoond…’ In het boek vertelt hij ook over zijn ontzag voor zijn vader, hoe ‘de dag waarop hij overleed, een onverklaarbare rust over mij kwam’. In het boek geen grote waarheden, enkel persoonlijke observaties. ‘Ik ben altijd onder de indruk geweest van mensen die eenvoud uitstraalden terwijl ze groot waren, terecht of ten onrechte.’
Zijn leiderschap is er dan ook een meer van ‘gegund worden’ dan van veroveren van macht: ‘ik heb dan het grote geluk gehad dat er op veel momenten in mijn leven mensen geweest zijn die gezegd hebben: ‘nu is het aan u!’ Want mensen voelen natuurlijk intuïtief wel dat je ambitieus bent en dat je iets kunt.’ Dat vertaalt zich ook in zijn visie op politiek: ‘vergeet niet dat de politiek de samenleving vaak volgt, zeker in een democratie, je kunt en moet natuurlijk leidinggeven, maar tussen volgen en leiden is het evenwicht vaak moeilijk.’ Leiderschap à la Van Rompuy gaat meer over dienen en volgen dan over bepalen en sturen.
Idem voor macht. Het is meer iets dat je toebedeeld wordt, dan dat je effectief kunt bezitten. ‘Iets dat me altijd is bijgebleven, met macht moet je kunnen omgaan. Of met wat men denkt dat macht is. In belgië is macht zoals mest: geweldig gespreid.’ Zelfs in zijn analyse van dictaturen ontbloot hij de kleren van de keizer: ‘we onderschatten dikwijls de discussies die er intern woeden binnen dictaturen.’ Hij beschrijft helder hoe stevige regimes soms plots ineenstuiken en omgekeerd, hoe het model van gespreide macht in Europa voor kracht zorgt. ‘In de wereld waarin wij leven, is de vrijheidsgraad van een bestuur heel beperkt en dat bijna op alle domeinen.’
Het boek leest ook als leiderschap vanuit historisch besef. Over Jean-Luc Dehaene, de premier die de overheidsschulden van België saneerde in de jaren ’90 vertelt hij: ‘Ik zei altijd ‘gij leest over de toekomst, ik over het verleden’. Die toekomstverhalen waar hij hoog mee wegliep, die interesseerden mij helemaal niet.’ Dat toont zich ook in zijn respect voor de oudere generatie: ‘in alle functies die ik bekleedde, heb ik dat altijd proberen te doen, contact te houden met de oude generatie… to pay tribute.’ Hij beseft het bijzondere van het naoorlogse sociale project, alsook hoe relatief en kwetsbaar welvaart is. ‘We zijn gepriviligeerd tot en met. De kunst is om dat te weten.’ Voor Van Rompuy gaan welvaart, vrede, vooruitgang niet in een rechte lijn vooruit.
Van Rompuys leiderschap is wars van heroïek en geeft gemakkelijk de indruk van realpolitiek en pragmatisme. ‘De maakbaarheid van de samenleving is altijd heel beperkt geweest en voor de rest was het gewoon aanpassen, reageren en overleven.’ Hij is doordrongen van het feit dat gebeurtenissen de geschiedenis bepalen, dat de invloed van een persoon nooit mag overschat worden. Bij voorbeeld: ‘Orban is punching beyond his weight. Hij vertegenwoordigt minder dan 2 % van de EU-economie… Hij heeft geen enkele invloed. Hij heeft ook geen vrienden meer.’ Het leest koel, analytisch, vanuit inschatting van reële macht.
Tezelfdertijd valt het woord leiderschap regelmatig. Hij maakt duidelijk onderscheid tussen politiek, macht en leiderschap tonen. Leiderschap heeft dan te maken met moed en wilskracht. Bij voorbeeld: ‘ik verzet me tegen nostalgisch denken, een act van de wil… angst omzetten in hoop.’ En vooral, soms, een beslissing nemen die er echt toe doet: ‘In de politiek moet je een feit creëren. En als je een feit creëert, leggen vele mensen zich daarbij neer en stoppen de discussies. Niet altijd, maar vaak. Maar het vraagt natuurlijk moed om het feit te scheppen.’ En dat gevoel voor timing heeft dan alles te maken met voeling hebben met wat er gebeurt, doorheen het gewoel inzicht verwerven: ‘ik hecht persoonlijk meer belang aan peilingen naar kiesintenties dan aan het aantal deelnemers aan betogingen’
Inzicht in het innerlijk theater en daardoor inzicht in én mildheid voor het theater tussen mensen drijven hem: ‘de denkfout die vaak gemaakt wordt komt op het volgende neer: je hebt een intellectuele overtuiging, dus je leeft 100 % voor die overtuiging. Maar zo is het niet. Mijn vader zei altijd ‘waar mensen zijn wordt gemenst.’ Van Rompuy getuigt van wijsheid over wat een mens is, het goede, het slechte, het lelijke. ‘De mens is uiteindelijk een heel eenvoudig wezen. Hij leeft niet met honderden mensen, hij leeft met een paar mensen. Een handvol. Als die wegvallen, dan valt veel weg.’ Of ook: ‘het gaat uiteindelijk altijd over een keuze tussen stabiliteit of verandering. En uiteindelijk kiezen de mensen vaker voor stabiliteit dan je zou denken…’ En over hoe ‘de spanning tussen openheid en eigenheid een algemeen probleem is in de samenleving’.
In het boek komt een beeld naar voren van een leider die dag in dag uit verantwoordelijkheid neemt, vanuit bewust willen begrijpen wat er waarom gebeurt, als psycholoog én als historicus en op momenten van waarheid durft recht staan, mede omdat hij ertoe geroepen wordt. Over hoe we ons moeten verhouden tegen de klimaatverandering, de polarisering in de samenleving en dergelijke meer is weinig te lezen in het boek, geheel volgens zijn eigen ‘zijn’: de toekomst wijst zich uit en het heeft weinig zin daarin voorafnames te maken. Een rode draad in het boek is wel de teloorgang van het gemeenschapsgevoel en de wezenlijke vraag: ‘een gemeente, een dorp, een stad, een straat, een wijk, een parochie… hoe zul je dat in deze tijd van het internet weer opbouwen? Het is een belangrijke vraag, want tussen de leider of de leiding en het individu zit niks meer.’ Hij stelt vast dat ‘mensen in volle crisis zijn over hun eigen identiteit… Waar gelooft men nog in?’